Van het Praedinius Gymnasium in Groningen voerde het leven de flamboyante Theodora Uniken Venema naar Orlando, Florida, waar ze een succesvol vastgoedondernemer werd en nog steeds is, getuige haar kast vol awards. Maar ze is veel meer: kunstliefhebber en -verzamelaar, levensgenieter, piloot, ontwerper, noem maar op. Ze vliegt zelf met haar toestel door de States, heeft een giraffe en is mecenas voor de kunsten in Florida en… Groningen. Een gesprek met een gepassioneerde vrouw, voor wie een dag wel 48 uur lijkt te hebben.
DOOR MARC KNIP
BEELD CARLOS ALVARADO JR.
“Ik ben opgegroeid in Groningen – mijn vader werkte er bij een bank – en heb er zo veel fijne herinneringen aan. Ik ging naar de Muurstraatschool, een school in de rosse buurt, dat kun je in Amerika niet uitleggen. Ik kwam naar school met de stadsbus vanaf de Esserweg, mijn buskaart aan een touwtje om mijn nek. Er was nog geen verkeersplan, de bus liep soms bijna vast in de nauwe bochten of kwam klem te zitten met een Van Gend & Loos-wagen. Dat was feest, want dan waren we te laat op school. We deden elastiek twist op het schoolplein, weet iemand nog wat dat is? En touwtjespringen natuurlijk, of ‘steltlopen’ op oude conservenblikken met touwtjes erdoor.
Toen ging ik naar het Praedinius Gymnasium. Vaak liepen we naar de dropwinkel op de hoek, die we De Communist noemden. Een cent per dropje. In de pauze hete chocolademelk uit mijn thermoskan, met een broodje ei, met liefde gemaakt door mijn moeder. Iedereen kende me toen als Dorien.
Ik was van jongs af aan ondernemend. Op mijn dertiende begon ik al een opleiding tot berggids in Oostenrijk. Ik liep prachtige huttentochten met de Koninklijke Nederlandse Alpen Vereniging. Ik was Lid van de Groninger Studenten Alpen Club en ging jaarlijks skiën in Lech. Ik sloot me aan bij een zeilschool in Friesland, ik ging aan de slag bij de mode-industrie van V&D en danste bij de dansstudio van Gretel van Bruggen. Later, tijdens mijn studie, begon ik modeshows te lopen voor V&D.
opwinding
Mijn opa en vader waren fanatieke kunstverzamelaars. Mijn opa deed niets anders dan lezen. Zag hij iets moois, dan ging hij er met mijn vader naar op zoek. Dagenlang waren ze soms op pad. Ze hadden precies bepaald wat ze wilden hebben en wat ze ervoor wilden betalen en daar hielden ze zich altijd aan. Mijn opa heeft al die trips tot in de puntjes met zijn kroontjespen gedocumenteerd. Ze kochten van alles: porselein uit China, schilderijen en Boeddhabeelden. Ik herinner me nog de opwinding als ze met hun aanwinsten terugkeerden. Ze verkochten nooit iets door, het waren pure liefhebbers.
Mijn opa en ik hadden een speciale band, tot de dag dat hij in mijn armen stierf. Ik herinner me dat ik bij hem op schoot zat en hij mij kunstboeken liet zien. Van jongs af aan nam hij me mee naar het Groninger Museum. Die statige trappen aan de Praediniussingel, ik zie ze nog zo voor me. Opa had het woord en ik hing aan zijn lippen. Ik wist soms niet of ik iets mooi moest vinden of niet, tot mijn opa erover begon te vertellen. Aan zijn hand groeide ik op met Koning, Israëls, Vermeer, Maris, Blom, Matisse, Van Gogh.
What a journey it’s been
Mijn vader, mijn opa en mijn oom Cor hadden allemaal rechten gestudeerd. Oom Cor had in de jaren veertig zelfs een vrachtschip naar de States gepakt om daar naar de universiteit te gaan. In de jaren zeventig ging ik op kamers aan de Eendrachtskade en trad ik in hun voetsporen. Ik begon met strafrecht, maar specialiseerde me uiteindelijk in internationaal belastingrecht en vastgoed. Mijn opa investeerde al in Amerika, mijn oom Cor studeerde er en ik wist dat mijn toekomst daar ook lag. Maar hoe? Er waren nog geen universitaire uitwisselingen met het buitenland, onderdak was amper te regelen op afstand. Ik moest het allemaal zelf doen.
En what a journey it has been! Die begon op vliegveld Eelde en in Brussel zwaaide mijn moeder me vervolgens uit voor mijn vlucht naar Gainesville, Florida. Ik dacht met mijn gezonde Groninger verstand: ik regel voor de eerste nacht wel een hotelletje op het vliegveld. Wat wist ik? Ik raakte in het vliegtuig in gesprek met Bob, een professor. Hij bracht me al snel aan mijn verstand dat zoiets niet bestond op airport Gainesville, een hotelletje. Hij bood me aan te overnachten bij hem en zijn vrouw Maria. Bob leende mij zijn fiets en drie dagen later had ik een plek gevonden in een sorority house, tegenover de faculteit.
Droom wordt werkelijkheid
Elke dag begon met een bagel bij het cafetaria, ik tekende in voor leuke colleges, speelde golf en tennis, met altijd de stralende zon van Florida en op steenworp afstand van de witte stranden. Ik bracht avonden door in de bibliotheek met mijn woordenboek. Er was nog geen computer of iPhone, geen Google Translate, dus ik deed alles zoals het me goed leek. Ik was niet op mijn mondje gevallen, mensen vonden me interessant, deuren gingen open. Ik had geen auto, maar ging gewoon op mijn fietsje naar afspraken. Ik haalde mijn vliegbrevet en tot op de dag van vandaag vlieg ik met mijn eigen toestel door de States.
Ik kreeg een baan bij een advocaat, Jack, die voornamelijk met Duitse klanten werkte. Die deden niets liever dan in Amerika investeren. Ik trok bij zijn familie in, gaf les aan zijn vrouw Tifi en zoontje Charles jr. en we reden paard op zijn enorme landgoed. We reisden de hele wereld over naar waanzinnige exotische locaties: een droom die werkelijkheid werd.
Groningen
In 1981 ben ik voor mezelf begonnen. Veel Nederlanders willen investeren in Amerika, de belastingen zijn er laag, je hebt weinig gedoe met vergunningen, er is zon en zee en je kunt het hele jaar golfen. Ik begeleid mensen die willen investeren of emigreren met op alle denkbare vlakken.
Ik kom nog vaak en graag in Groningen, ik heb er een appartement en maak dan regelmatig een sentimental journey langs de plekken uit mijn jeugd. Ik ben momenteel mijn kunstcollectie in kaart aan het brengen. Er komen de mooiste dingen boven water, zoals werk van Dale Chihuly, Marius A.J. Bauer, Isaac Israels, Chinese kunst en bijzondere objecten uit de hele wereld. Het mooie is, ik ben veel aan het reizen momenteel, dus ik zie nu ook waar de kunst vandaan komt, op plekken waar mijn opa nooit geweest is. Samen met het Groninger Museum ga ik een prachtig boek van de collectie maken. Ik ben mijn opa, mijn vader en het museum eeuwig dankbaar voor alle schoonheid die ze me hebben laten zien. Mijn collectie laat ik dan ook na aan het museum, voor de volgende generaties.”